ECLI:NL:HR:2008:BF7414

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00308
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk ouderlijk gezag en omgangsregeling in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de vader op 23 september 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Almelo, waarin hij vroeg om de uitoefening van het ouderlijk gezag over zijn twee minderjarige kinderen. Hij verzocht ook om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem zouden hebben. De moeder heeft dit verzoek bestreden en vroeg om een omgangsregeling indien de hoofdverblijfplaats bij de vader zou worden vastgesteld. De rechtbank heeft op 16 februari 2007 beslist dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen behouden, dat de hoofdverblijfplaats bij de vader komt te liggen, en dat er omgang zal zijn tussen de moeder en de kinderen in overleg met de gezinsvoogd.

De moeder ging in hoger beroep tegen deze beschikking bij het gerechtshof te Arnhem, waar de vader incidenteel hoger beroep instelde. Het hof heeft op 23 oktober 2007 de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het ging om het gezamenlijk ouderlijk gezag, en heeft de ouders met gezamenlijk gezag belast, terwijl de overige beslissingen zijn bekrachtigd. De moeder heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.

In cassatie heeft de vader verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, dan wel het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft op 28 november 2008 de klachten in de middelen afgewezen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden en geen nadere motivering vereisten. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechtbanken in stand zijn gebleven.

Uitspraak

28 november 2008
Eerste Kamer
08/00308
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 23 september 2005 ter griffie van de rechtbank Almelo ingediend verzoekschrift heeft de vader zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, te bepalen dat de vader wordt belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag over de twee minderjarige kinderen van partijen, en subsidiair dat deze kinderen hun hoofdverblijf bij de vader zullen hebben.
De moeder heeft het verzoek bestreden, en verzocht om de vaststelling van een omgangsregeling indien de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader wordt vastgesteld.
De rechtbank heeft, na twee mondelinge behandelingen, bij beschikking van 16 februari 2007 bepaald dat de ouders gezamenlijk belast blijven met de uitoefening van het ouderlijk gezag over de twee minderjarigen, dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zal zijn en dat in beginsel binnen het kader van de ondertoezichtstelling en in overleg met de gezinsvoogd omgang zal zijn tussen de moeder en de kinderen.
Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 23 oktober 2007 heeft het hof in het principaal en incidenteel beroep de beschikking van de rechtbank van 16 februari 2007 vernietigd voor zover is bepaald dat de ouders belast blijven met het ouderlijk gezag over de minderjarigen, en heeft het de ouders met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen belast, en de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar cassatieberoep dan wel het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 28 november 2008.