ECLI:NL:HR:2008:BG5803
Hoge Raad
- Herziening
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens openlijk geweld tegen een matrixbord
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2008 uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek van een veroordeling van de aanvrager, die was veroordeeld voor openlijk geweld in vereniging tegen een matrixbord. De aanvrager had een werkstraf van 140 uren opgelegd gekregen door de Politierechter in Zwolle-Lelystad. De herzieningsaanvraag was ingediend door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Zwolle, en betrof de vraag of er sprake was van een omstandigheid die de herziening rechtvaardigde, namelijk twijfels over de betrouwbaarheid van een geuridentificatieproef die in de zaak was uitgevoerd.
De Hoge Raad oordeelde dat uit de beschikbare bewijsstukken kon worden afgeleid dat de aanvrager, ook zonder het resultaat van de geuridentificatieproef, betrokken was bij het tenlastegelegde feit. De aanvrager had op 25 februari 2005 samen met een andere persoon een matrixbord vernield. De politie had hen kort na de vernieling aangehouden, en er waren bewijsmiddelen die hun betrokkenheid bevestigden, zoals getuigenverklaringen en aangiften van de gemeente Zwolle.
De Hoge Raad concludeerde dat er geen ernstig vermoeden bestond dat de Politierechter de aanvrager zou hebben vrijgesproken als de onregelmatigheden rondom de geuridentificatieproef bekend waren geweest. De aanvrage tot herziening werd daarom afgewezen, omdat het bewijs voor de betrokkenheid van de aanvrager ook zonder de geuridentificatieproef voldoende was.
Dit arrest benadrukt het belang van de betrouwbaarheid van bewijs in strafzaken en de voorwaarden waaronder herziening van een veroordeling kan plaatsvinden. De Hoge Raad bevestigde dat de aanvrage kennelijk ongegrond was en dat de eerdere veroordeling in stand bleef.