ECLI:NL:HR:2009:BB3371
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over dividendbelasting en niet-ontvankelijkheid van bezwaar
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de inhouding en afdracht van dividendbelasting. De belanghebbende, X1, had bezwaar gemaakt tegen een door de Inspecteur genomen beslissing waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. Dit bezwaar was ingediend naar aanleiding van een vermeende inhouding van dividendbelasting die zou zijn gedaan bij de ruiling van aandelen in A N.V. en B N.V. voor aandelen in C N.V. De ruiling vond plaats op 5 april 2000 en was het resultaat van een openbaar bod door K N.V., dat speciaal was opgericht door ABN AMRO Bank N.V. en I, een onderdeel van J.
Het Gerechtshof te Amsterdam had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard voor zover het ging om het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaarschrift, maar ongegrond verklaard voor het overige. De belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in en stelde incidenteel beroep in cassatie in.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat er geen belasting was ingehouden in de zin van artikel 24 (oud) van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De Hoge Raad verklaarde het principale beroep in cassatie van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, en verklaarde het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur gegrond. De Hoge Raad gelastte dat de Staat het griffierecht vergoedt en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de belanghebbende. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van dividendbelasting en de voorwaarden waaronder bezwaar kan worden gemaakt tegen belastingbeslissingen.