ECLI:NL:HR:2009:BG4209
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in cassatieprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die in 1968 is geboren en woonachtig is in Nederland. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage. De advocaat-generaal, Knigge, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel voor zover het de opgelegde straf betreft, en tot vermindering van die straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, deze is verminderd tot drieëntwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, met uitzondering van het derde middel. Dit middel betrof de klacht dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn inderdaad is overschreden, aangezien er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit heeft geleid tot de beslissing om de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf te verminderen.
De Hoge Raad heeft geen grond gevonden voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak en heeft de beslissing als volgt geformuleerd. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.