ECLI:NL:HR:2009:BG8925

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01984 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Kantonrechter inzake overtreding van de Leerplichtwet 1969

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 januari 2009 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Alkmaar. De aanvrager was op 12 februari 2007 veroordeeld tot een geldboete van 350 euro, subsidiair 7 dagen hechtenis, wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De aanvrager stelde dat hij niet ter terechtzitting was verschenen omdat hij ervan uitging dat de behandeling van de zaak geen doorgang zou vinden, na een verzoek tot intrekking dat door de leerplichtambtenaar was gedaan aan de parketsecretaris.

De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt concludeerde dat de Hoge Raad de aanvrage zou afwijzen. De Hoge Raad oordeelde dat de gestelde omstandigheid niet het ernstig vermoeden wekte dat, indien deze bekend was geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid tot vrijspraak, ontslag van rechtsvervolging, niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, of tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. Het verzoek van de leerplichtambtenaar maakte geen deel uit van de gedingstukken die aan de Hoge Raad waren gestuurd, en de Kantonrechter beschikte daar ook niet over ten tijde van het onderzoek.

Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat de aanvrage kennelijk ongegrond was en wees deze af. Dit arrest is uitgesproken door de president en twee raadsheren, in bijzijn van de waarnemend griffier.

Uitspraak

6 januari 2009
Strafkamer
nr. 08/01984 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Alkmaar van 12 februari 2007, nummer 14/515997-06, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969" veroordeeld tot een geldboete van 350 euro, subsidiair 7 dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. In de aanvrage wordt een beroep gedaan op een voorafgaand aan de terechtzitting aan een parketsecretaris door de leerplichtambtenaar, die van de hiervoor onder 1 genoemde overtreding proces-verbaal had opgemaakt, gericht "verzoek tot intrekking bij de rechtbank", als gevolg waarvan de aanvrager ervan is uitgegaan dat de behandeling van de zaak geen doorgang zou vinden en hij niet ter terechtzitting is verschenen.
3. De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage zal afwijzen.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
4.2. Het hiervoor bedoelde verzoek van de leerplichtambtenaar maakte geen deel uit van de gedingstukken die door de Rechtbank aan de Hoge Raad zijn gestuurd, zodat ervan moet worden uitgegaan dat ook de Kantonrechter daarover niet beschikte ten tijde van het onderzoek van de zaak ter terechtzitting. Niettemin kan de door de aanvrager gestelde omstandigheid niet het ernstig vermoeden wekken dat de rechter met kennis van dit verzoek een uitspraak zou hebben gedaan als hiervoor onder 4.1 vermeld. Daarbij verdient opmerking dat onder een "minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv niet de oplegging van een andere (minder zware) strafsanctie wordt verstaan doch een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt.
4.3. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 6 januari 2009.