ECLI:NL:HR:2009:BG8951
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vrijspraak in zaak van kindontvoering en erkenning van buitenlandse rechterlijke beslissingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van kindontvoering, waarbij het Hof had geoordeeld dat een Court Order van het Court of Ontario (Canada) van 12 januari 1999, die het gezag over de minderjarige zoon van de verdachte toekende aan een Canadees echtpaar, niet voor erkenning in Nederland in aanmerking kwam. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het onttrekken van zijn zoon aan het wettig gezag.
De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof niet had onderzocht of de voorschriften van het Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, waar Nederland en Canada partij bij zijn, in de weg stonden aan het onderzoek naar de erkenning van de Canadese rechterlijke beslissing. Dit gebrek in de motivering leidde tot de conclusie dat de vrijspraak niet begrijpelijk was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling.
De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de erkenning van buitenlandse rechterlijke beslissingen en de toepassing van internationaal privaatrecht in het kader van kindontvoering. De Hoge Raad benadrukte dat de erkenning van buitenlandse uitspraken afhankelijk is van de naleving van de beginselen van een behoorlijk proces, zoals het recht op hoor en wederhoor. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop Nederlandse rechters omgaan met buitenlandse rechterlijke beslissingen in zaken van gezag en omgangsrecht.