ECLI:NL:HR:2009:BH1985
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis en het recht op een eerlijk proces
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een voorlopige machtiging tot opname van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie in het arrondissement Arnhem had op 23 september 2008 een verzoek ingediend bij de rechtbank voor een voorlopige machtiging, onderbouwd met een geneeskundige verklaring en een behandelingsplan. De rechtbank heeft de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat en de behandelend psychiater, gehoord en heeft op dezelfde dag de machtiging verleend voor een periode van zes maanden. De beschikking van de rechtbank is aan de Hoge Raad overgelegd als onderdeel van het cassatierekest dat door de betrokkene is ingediend.
De betrokkene heeft in cassatie aangevoerd dat er sprake was van een schending van het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat hij geen toegang had tot gegevens over eerdere inbewaringstellingen. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad geen nadere motivering behoeft te geven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep van de betrokkene verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van de procedurele waarborgen in het kader van voorlopige machtigingen, maar ook de grenzen van de cassatieprocedure in het geval van klachten die niet substantieel zijn.