ECLI:NL:HR:2009:BI1134
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en geldlening met ambtshalve aanvulling rechtsgronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en DE LAGE LANDEN FINANCIAL SERVICES B.V. (DLL). De zaak begon met een vordering van DLL tegen [eiser] voor een bedrag van € 195.934,69, die door de rechtbank Utrecht werd afgewezen. DLL ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 maart 2007 het vonnis van de rechtbank vernietigde en [eiser] veroordeelde tot betaling van € 163.587,74. Tegen deze uitspraak heeft [eiser] cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de cassatie niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde middelen geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 4.981,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept het belang van de rechtsgronden in het huurrecht en de geldlening. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling in het civiele recht, met name in zaken die betrekking hebben op de ambtshalve aanvulling van rechtsgronden.