ECLI:NL:HR:2009:BI4195
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Internationaal privaatrecht en huwelijksvermogensregime in cassatie
In deze zaak heeft de vrouw op 19 september 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage met het verzoek om echtscheiding en een nevenvoorziening voor het voortgezet gebruik van de echtelijke woning. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend tot verdeling van de gemeenschap. De rechtbank heeft op 13 december 2005 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de vrouw aan de man een bedrag van € 30.319,18 dient te voldoen voor de verdeling van de opbrengst van een appartement. De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 24 oktober 2007 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd voor wat betreft het bedrag dat de vrouw aan de man moest voldoen, en dit verhoogd heeft naar € 53.319,18. De vrouw heeft de beschikking van het hof bevestigd en de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieverzoek. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de man verworpen, waarbij de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 10 juli 2009 door de raadsheren A. Hammerstein, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser.