ECLI:NL:HR:2009:BI4195

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00354
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Hammerstein
  • O. de Savornin Lohman
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal privaatrecht en huwelijksvermogensregime in cassatie

In deze zaak heeft de vrouw op 19 september 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage met het verzoek om echtscheiding en een nevenvoorziening voor het voortgezet gebruik van de echtelijke woning. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend tot verdeling van de gemeenschap. De rechtbank heeft op 13 december 2005 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de vrouw aan de man een bedrag van € 30.319,18 dient te voldoen voor de verdeling van de opbrengst van een appartement. De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 24 oktober 2007 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd voor wat betreft het bedrag dat de vrouw aan de man moest voldoen, en dit verhoogd heeft naar € 53.319,18. De vrouw heeft de beschikking van het hof bevestigd en de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieverzoek. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de man verworpen, waarbij de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 10 juli 2009 door de raadsheren A. Hammerstein, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser.

Uitspraak

10 juli 2009
Eerste Kamer
08/00354
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats] Spanje,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats] Spanje,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.C. Meijroos.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 19 september 2003 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, tussen partijen echtscheiding uit te spreken met een nevenvoorziening strekkende tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning met inboedel.
De man heeft het verzoek bestreden en een verweerschrift tevens zelfstandig verzoek ingediend met onder andere een nevenvoorziening tot verdeling van de gemeenschap.
De rechtbank heeft, na mondelinge behandelingen en echtscheiding te hebben uitgesproken, bij beschikking van 13 december 2005 bepaald dat de vrouw aan de man ter zake van verdeling van de opbrengst van het appartement te [plaats] dient te voldoen een bedrag van € 30.319,18, de door de man verzochte verdeling dan wel verrekening ter zake van de onroerende zaken dan wel de verkoopopbrengst daarvan afgewezen en een deel van de verdeling van de inboedelgoederen als volgt vastgesteld:
* aan de man worden - zonder nadere vergoeding aan de vrouw - toebedeeld de door de man ten huwelijk aangebrachte goederen zoals vermeld in de aan de huwelijkse voorwaarden gehechte lijst van huwelijksaanbrengsten en;
* aan de vrouw worden - zonder nadere vergoeding aan de man - toebedeeld de door de vrouw ten huwelijk aangebrachte goederen zoals vermeld in de aan de huwelijkse voorwaarden gehechte lijst van huwelijksaanbrengsten.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw heeft incidenteel appel ingesteld.
Bij beschikking van 24 oktober 2007 heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover ter zake van verdeling van de opbrengst van het appartement te [plaats] is bepaald dat de vrouw aan de man dient te voldoen een bedrag van € 30.319,18 en, in zoverre opnieuw beschikkende, bepaald dat de vrouw ter zake de verdeling van het appartement € 53.319,18 aan de man dient te voldoen en de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht de beschikking van het hof te bevestigen en de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn cassatieverzoek dan wel hem dit te ontzeggen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 10 juli 2009.