ECLI:NL:HR:2009:BI4196

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01220
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over het passeren van stellingen en bewijsaanbod in civiele procedure

In deze zaak heeft eiseres, gevestigd te [vestigingsplaats], op 27 september 2005 verweerder, wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de rechtbank Arnhem. Eiseres vorderde een betaling van € 75.466,--, vermeerderd met rente en kosten. Verweerder heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank op 30 augustus 2006 het verzoek van eiseres heeft afgewezen. Eiseres heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 23 oktober 2007 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft eiseres cassatie ingesteld.

In de cassatieprocedure heeft verweerder geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft op 10 juli 2009 het beroep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.766,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

De Hoge Raad heeft in zijn oordeel overwogen dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

10 juli 2009
Eerste Kamer
08/01220
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 27 september 2005 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Arnhem en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 75.466,--, met rente en kosten.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 30 augustus 2006 aan [eiseres] haar vorderingen ontzegd.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 23 oktober 2007 heeft het hof het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.766,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 10 juli 2009.