ECLI:NL:HR:2009:BI4732
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 17 april 2007 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, maar heeft het beroep voor het overige verworpen.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. Het middel dat door de verdachte is voorgesteld, kan niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. De Hoge Raad constateert dat er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. Ondanks deze overschrijding, en gelet op de opgelegde gevangenisstraf van drie maanden (waarvan één maand voorwaardelijk), ziet de Hoge Raad geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enige rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad besluit dan ook om met dit oordeel vol te staan.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.