ECLI:NL:HR:2009:BI8140

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04243 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2009 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, geboren in 1968 en wonende te [woonplaats], had eerder een veroordeling gekregen voor overtredingen van artikel 9, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het Gerechtshof had de aanvrager veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met een subsidiaire hechtenis van 20 dagen, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden. De aanvrage tot herziening werd ingediend na een eerdere niet-ontvankelijk verklaring van de Hoge Raad op 30 september 2008, waarin de Hoge Raad oordeelde dat de gronden voor herziening niet voldoende waren onderbouwd.

De Hoge Raad beoordeelde de nieuwe aanvrage en concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldeden aan de eisen voor herziening zoals gesteld in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad stelde vast dat de aanvrager geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die niet eerder bekend waren en die een vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging zouden kunnen rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een mondelinge toelichting op de aanvrage, aangezien deze niet voldeed aan de vereisten voor herziening.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, waarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.

Uitspraak

16 juni 2009
Strafkamer
nr. 08/04243 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 2 december 2003, nummer 21/002849-02, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle van 7 oktober 2002 - de aanvrager ter zake van 1, 2 en 3, telkens opleverend "overtreding van artikel 9, zesde lid, Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met voor de feiten 1, 2 en 3 telkens de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Op 26 november 2008 is een aanvullend schrijven van de aanvrager bij de Hoge Raad binnengekomen.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Bij arrest van de Hoge Raad van 30 september 2008, nr. 07/12830 H, is een eerdere aanvrage tot herziening van het arrest van het Gerechtshof niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover de aanvrage steunt op gronden die in deze beslissing ongenoegzaam zijn geoordeeld, kan zij reeds daarom niet worden ontvangen. Voor het overige behelst het in de aanvrage en in het aanvullend schrijven gestelde niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. Voor een mondelinge toelichting van de aanvrage, zoals verzocht, is derhalve geen plaats.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 16 juni 2009.