ECLI:NL:HR:2009:BJ2681
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over hoofdelijke aansprakelijkheid en totstandkoming van een overeenkomst
In deze zaak heeft eiser [Eiser] op 8 mei 2002 verweerder [Verweerder] gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage. Eiser vorderde een betaling van € 272.268,13 en vergoeding van overige schade. Verweerder heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd het door eiser gelegde conservatoir beslag op te heffen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 1 oktober 2002 een comparitie van partijen gelast en heeft bij eindvonnis van 21 april 2004 de vorderingen van eiser afgewezen en de vordering van verweerder toegewezen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 13 februari 2008 het vonnis heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die tot verwerping van het beroep strekte, is in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, gezien artikel 81 RO. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel op 9 oktober 2009.