ECLI:NL:HR:2009:BJ2681

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03681
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over hoofdelijke aansprakelijkheid en totstandkoming van een overeenkomst

In deze zaak heeft eiser [Eiser] op 8 mei 2002 verweerder [Verweerder] gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage. Eiser vorderde een betaling van € 272.268,13 en vergoeding van overige schade. Verweerder heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd het door eiser gelegde conservatoir beslag op te heffen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 1 oktober 2002 een comparitie van partijen gelast en heeft bij eindvonnis van 21 april 2004 de vorderingen van eiser afgewezen en de vordering van verweerder toegewezen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 13 februari 2008 het vonnis heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die tot verwerping van het beroep strekte, is in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, gezien artikel 81 RO. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel op 9 oktober 2009.

Uitspraak

9 oktober 2009
Eerste Kamer
08/03681
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.E. Franke.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 8 mei 2002 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en, na wijziging van eis, gevorderd [verweerder] te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 272.268,13 alsmede [verweerder] te veroordelen tot vergoeding van alle overige schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, het door [eiser] op 11 april 2002 gelegde conservatoir beslag op het onverdeeld aandeel van [verweerder] in [a-straat 1 en 2] te [plaats] op te heffen en door te halen.
Na een tussenvonnis van 1 oktober 2002, waarbij een comparitie van partijen is gelast, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 21 april 2004 in conventie de vorderingen afgewezen en in reconventie de vordering toegewezen.
Tegen het vonnis van 21 april 2004 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
[Verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 13 februari 2008 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] heeft op 12 augustus 2009 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 9 oktober 2009.