ECLI:NL:HR:2010:BK8094
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onrechtmatige daad en conservatoire beslagen door Postspaarbank
In deze zaak hebben eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], zich tot de Hoge Raad gewend na een eerdere uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De eisers stelden dat de Postspaarbank van de Nederlandse Antillen onrechtmatig had gehandeld door conservatoir beslag te leggen op hun bankrekeningen bij de Banco di Caribe en/of de Postspaarbank. Dit beslag was gelegd in het kader van een geschil dat begon met een verzoekschrift op 10 februari 2006, waarin eisers vroegen om een verklaring voor recht dat de Postspaarbank onrechtmatig had gehandeld. Het gerecht in eerste aanleg oordeelde op 4 december 2006 dat de Postspaarbank inderdaad onrechtmatig had gehandeld, maar dit vonnis werd later door het hof vernietigd op 15 januari 2008, waarbij de vorderingen van eisers werden afgewezen.
Eisers hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van het hof. De Postspaarbank heeft op haar beurt een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die tot verwerping van het principaal cassatieberoep strekte, gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van eisers niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.