ECLI:NL:HR:2010:BK8099

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02705
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over betaling schadeloosstelling na beëindigingsregeling arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam met de vordering om een bedrag van € 67.500,-- te betalen, met rente en kosten. De rechtbank heeft na een comparitie van partijen en een getuigenverhoor bij eindvonnis van 6 september 2006 [verweerder] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag. Hiertegen heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 13 maart 2008 het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd en de vordering van [eiser] heeft afgewezen. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De advocaat van [eiser] heeft gereageerd op deze conclusie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 1.219,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel op 19 februari 2010.

Uitspraak

19 februari 2010
Eerste Kamer
08/02705
EE/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. W.G.M. Nannings,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 17 januari 2005 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 67.500,--, met rente en kosten.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na bij tussenvonnis van 27 april 2005 een comparitie van partijen te hebben gelast en bij tussenvonnis van 28 september 2005 een getuigenverhoor te hebben bevolen, bij eindvonnis van 6 september 2006 [verweerder] veroordeeld tot betaling aan [eiser] een bedrag van € 67.500,-- vermeerderd met de wettelijke rente.
Tegen de vonnissen van 28 september 2005 en 6 september 2006 heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 13 maart 2008 heeft het hof de bestreden vonnissen van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [eiser] alsnog afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. L. Kelkensberg, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 30 december 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.219,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 19 februari 2010.