ECLI:NL:HR:2010:BL0589

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04060
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door de vader van een minderjarige, tegen een beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het verzoekschrift van Bureau Jeugdzorg, ingediend op 29 oktober 2008, had als doel de termijn van de ondertoezichtstelling van de zoon te verlengen tot 30 december 2009. De rechtbank heeft op 22 december 2008 de ondertoezichtstelling met één jaar verlengd. De vader heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat hem op 8 juli 2009 niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep. De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 19 maart 2010 geoordeeld dat de geldigheidsduur van de verlenging van de ondertoezichtstelling op 30 december 2009 is verstreken. Hierdoor heeft de vader geen belang meer bij zijn cassatieberoep, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was reeds in deze richting, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de vader in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de vader dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand blijven.

Uitspraak

19 maart 2010
Eerste Kamer
09/04060
EE/SV
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT,
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en Bureau Jeugdzorg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 29 oktober 2008 ter griffie van de rechtbank 's-Hertogenbosch ingekomen verzoekschrift heeft Bureau Jeugdzorg zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de termijn van de ondertoezichtstelling van [de zoon] voor de duur van één jaar te verlengen tot 30 december 2009. Als belanghebbenden zijn [de moeder] (hierna: de moeder) en [de zoon] aangemerkt.
De rechtbank heeft bij beschikking van 22 december 2008 de termijn van de ondertoezichtstelling ten aanzien van [de zoon] voor de duur van één jaar verlengd tot 30 december 2009.
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 8 juli 2009 heeft het hof de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank van 22 december 2008.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bureau Jeugdzorg heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de vader in zijn cassatieberoep.
3. Ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Het beroep is gericht tegen een beschikking op een verzoek van het Bureau Jeugdzorg tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige.
Bij beschikking van 22 december 2008 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling met ingang van 30 december 2008 voor de duur van één jaar verlengd. Het hof heeft de vader bij beschikking van 8 juli 2009 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hiertegen ingestelde hoger beroep.
3.2 De geldigheidsduur van de verlenging van de ondertoezichtstelling is op 30 december 2009 verstreken, zodat de vader geen belang meer heeft bij zijn cassatieberoep en om deze reden daarin niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 19 maart 2010.