ECLI:NL:HR:2010:BL4100

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03169
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep door niet-ondertekende schriftuur en gebrek aan volmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verdachte had beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, maar de schriftuur was niet ondertekend door de raadsman. Bovendien ontbrak de verklaring dat de raadsman tot indiening door de verdachte was gevolmachtigd. De raadsman was eerder in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen te herstellen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Hierdoor voldeed de schriftuur niet aan de wettelijke vereisten zoals vastgelegd in artikel 452, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet op de voorgeschreven wijze door een advocaat een schriftuur houdende middelen van cassatie had ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van procesregels en de noodzaak voor advocaten om zorg te dragen voor de juiste procedurele stappen bij het indienen van cassatieberoepen.

De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke reminder voor advocaten over de noodzaak van zorgvuldigheid en het volgen van de juiste procedures in het strafrecht. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2010:BL4100 en is relevant voor toekomstige zaken waarin de ontvankelijkheid van cassatieberoepen aan de orde is.

Uitspraak

6 april 2010
Strafkamer
Nr. 08/03169
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 maart 2008, nummer 20/002074-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte.
Mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Breda, heeft een schriftuur ingediend.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Art. VI, derde en vierde lid, van het Procesreglement van de Strafkamer van de Hoge Raad 2008, Stcrt. 147, luidt aldus:
"3. De schriftuur van een advocaat dient de verklaring te bevatten dat hij tot de indiening bepaaldelijk is gevolmachtigd door degene namens wie hij optreedt. Bij verzuim hiervan stelt de rolraadsheer de advocaat in de gelegenheid tot het alsnog afleggen van die verklaring binnen een door de Hoge Raad te stellen termijn.
4. De schriftuur dient te zijn ondertekend door degene die haar indient. Bij verzuim hiervan biedt de Hoge Raad de gelegenheid tot herstel van het verzuim binnen een door de Hoge Raad te stellen termijn."
2.2. De schriftuur is niet door de raadsman ondertekend; zij bevat evenmin de verklaring van de raadsman dat hij tot de indiening door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd. Bij brieven van 21 januari 2010 is de raadsman in de gelegenheid gesteld deze verzuimen te herstellen doch daarvan is binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt.
2.3. Nu de verdachte niet op de wettelijk voorgeschreven wijze bij de Hoge Raad door een advocaat een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 452, tweede lid, Sv, zodat de verdachte niet in het beroep kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 6 april 2010.