ECLI:NL:HR:2010:BL5567
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vermindering van gevangenisstraf wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 11 februari 2008 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1974, had beroep ingesteld tegen de opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat van de verdachte, mr. G. Spong, stelde een middel van cassatie voor. De Advocaat-Generaal Knigge concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, omdat er meer dan twee jaren waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot een vermindering van de gevangenisstraf van de verdachte. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze naar zeventien maanden en een week, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak werd gedaan door de president G.J.M. Corstens en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, op 18 mei 2010.