ECLI:NL:HR:2010:BL9000
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak in strafzaak met betrekking tot motivering
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 30 mei 2007, met nummer 23/005449-04. De verdachte, geboren in 1946 en wonende te [woonplaats], was in eerste instantie vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie heeft cassatie ingesteld, waarbij de Advocaat-Generaal bij het Hof een middel van cassatie heeft voorgesteld. De schriftuur van de Advocaat-Generaal is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.R. Doorenbos, heeft het beroep van de Advocaat-Generaal tegengesproken. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen.
Dit arrest is uitgesproken op 6 juli 2010 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak bevestigt de beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid.