ECLI:NL:PHR:2010:BL9000
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verzoekster in zaak van valsheid in geschrift met betrekking tot optieovereenkomsten
In deze zaak gaat het om verzoekster, die in de periode 1998-1999 deel uitmaakte van de Raad van Commissarissen van [A] N.V. Haar werd ten laste gelegd dat zij opzettelijk optieovereenkomsten valselijk heeft opgemaakt of vervalst. De tenlastelegging betrof onder andere het opnemen van een onjuiste datum in de overeenkomsten, namelijk '8 oktober 1998', terwijl de feitelijke ondertekening pas in januari en juni 1999 plaatsvond. Het hof heeft verzoekster vrijgesproken, omdat het niet kon worden uitgesloten dat de overeenkomsten in januari 1999 slechts ter vervanging dienden van eerder opgestelde overeenkomsten die niet waren aangepast aan het nieuwe wettelijk regime. De verdediging stelde dat er geen opzet was op valsheid, maar enkel sprake was van een onschuldige 'reparatie'. Het hof oordeelde dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en dat de motivering van de vrijspraak niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad bevestigde deze vrijspraak en oordeelde dat de redelijke termijn voor het beroep in cassatie was overschreden, maar dat dit geen gevolgen had voor de vrijspraak van verzoekster. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep.