ECLI:NL:HR:2010:BM4445
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof 's-Gravenhage in strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gedateerd 15 april 2009, met nummer 22/004820-07. De verdachte, geboren in 1969 en ten tijde van de betekening gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Vught', heeft zijn beroep ingesteld via zijn raadsman, mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam. In de schriftelijke middelen van cassatie die zijn ingediend, zijn verschillende argumenten naar voren gebracht ter ondersteuning van het beroep.
De Advocaat-Generaal, Vellinga, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de ingediende middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 13 juli 2010 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.