ECLI:NL:HR:2010:BM7675
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Cassatie over omgangsregeling tussen ouders na scheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de omgang van een ouder met zijn minderjarige kinderen. De vader, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 18 november 2009 was gegeven. De moeder, verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage van 19 februari 2007 en 3 oktober 2008, die relevant zijn voor het verloop van het geding.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus was om het cassatieberoep te verwerpen op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein, die tevens de voorzitter was van de zitting. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de rol van de rechter in familierechtelijke geschillen, vooral in situaties waarin ouders na een scheiding afspraken moeten maken over de omgang met hun kinderen.