ECLI:NL:HR:2010:BN0039
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Bewijsklachten bij medeplegen in cassatie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 24 maart 2009 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1959 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.J. Veen. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal, Vegter, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad, onder leiding van vice-president A.J.A. van Dorst, heeft de zaak beoordeeld. De middelen die door de verdachte zijn ingediend, kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken op 16 november 2010, en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De zaak betreft belangrijke juridische overwegingen met betrekking tot bewijsklachten en de rol van de Hoge Raad in het cassatieproces.