ECLI:NL:HR:2010:BN1255

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00428
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot afdracht van cao-premies in verband met bouwwerkzaamheden door privé-personen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vordering tot afdracht van cao-premies die verschuldigd zijn in verband met de uitvoering van bouwwerkzaamheden door privé-personen. De eisers, waaronder het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (thans Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) en verschillende stichtingen die zich bezighouden met pensioen- en risicofondsen voor de bouw, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op vonnissen van de rechtbank Amsterdam, waarin de feiten en omstandigheden van de zaak waren behandeld.

De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en het arrest van het hof, dat aan het arrest van de Hoge Raad is gehecht. De eisers hebben hun standpunt toegelicht door hun advocaat, mr. P. Garretsen. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

De Hoge Raad heeft het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders, de LISV c.s., op nihil zijn begroot. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

1 oktober 2010
Eerste Kamer
09/00428
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. LANDELIJK INSTITUUT SOCIALE VERZEKERINGEN (thans UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERS VERZEKERINGEN),
2. STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,
3. STICHTING RISICOFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,
4. STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,
5. STICHTING UITTREDEN BOUWBEDRIJF,
6. STICHTING FONDS ROOSTERVRIJE DAGEN VOOR HET BOUWBEDRIJF,
7. STICHTING SCHOLINGSFONDS VOOR HET BOUWBEDRIJF,
8. STICHTING AANVULLINGSFONDS WW VOOR DE BOUWNIJVERHEID,
9. SFB UITVOERINGSORGANISATIE SOCIALE VERZEKERINGEN N.V.,
alle gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en LISV c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 164511/HA ZA 98-3633 van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2006 en 11 oktober 2006;
b. het arrest in de zaak 106.006.425/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 28 augustus 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen LISV c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van LISV c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 oktober 2010.