ECLI:NL:HR:2010:BN5663

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04357
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding bij vernietiging van magnetiet

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een geschil over onrechtmatige daad en schadevergoeding naar aanleiding van de vernietiging van een partij magnetiet. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder een verstekvonnis van de kantonrechter te Amersfoort en verschillende vonnissen van de rechtbank Utrecht.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op nihil.

De uitspraak is gedaan door de raadsheren A. Hammerstein (voorzitter), F.B. Bakels, C.E. Drion en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 15 oktober 2010. Deze uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van schadevergoeding in gevallen van onrechtmatige daad, met name in situaties waarin de waarde van vernietigde goederen moet worden vastgesteld.

Uitspraak

15 oktober 2010
Eerste Kamer
09/04357
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het verstekvonnis in de zaak 268577 CV EXPL 02-2629 van de kantonrechter te Amersfoort van 7 augustus 2002;
b. de vonnissen in de zaak 277686 CV 02-3829 van de kantonrechter te Amersfoort van 10 september 2003 en 28 januari 2004;
c. het vonnis in de zaak 167139/HA ZA 03-1845 van de rechtbank Utrecht van 4 februari 2004;
d. de arresten in de zaak met rolnummer 1129/04 en zaaknummer 106.001.629/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 30 maart 2006, 24 juli 2008 en 31 maart 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof van 24 juli 2008 en 31 maart 2009 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] heeft op 27 augustus 2010 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 oktober 2010.