ECLI:NL:HR:2010:BN8059

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01928
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en de goede trouw in faillissementsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de verzoeker, die in deze procedure aangeduid wordt als [verzoeker]. De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo van 30 maart 2010 en een arrest van het gerechtshof te Arnhem van 3 mei 2010. De verzoeker heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin de vraag centraal stond of de verzoeker in goede trouw was, zoals vereist door artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De raadsheren hebben vastgesteld dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, hetgeen de Hoge Raad heeft overgenomen. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep van de verzoeker wordt verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, wat de transparantie van de rechtspraak onderstreept.

Uitspraak

12 november 2010
Eerste Kamer
10/01928
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. G. van der Steen, thans mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 109528/FT RK 153-10 van de rechtbank Almelo van 30 maart 2010,
b. het arrest in de zaak 200.061.731 van het gerechtshof te Arnhem van 3 mei 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 november 2010.