ECLI:NL:HR:2010:BO5994
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst en vordering achterstallig loon
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een arbeidsovereenkomst en de vordering van achterstallig loon en vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P. Garretsen, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter te Schiedam, waarbij de arbeidsovereenkomst was ontbonden. De eiser heeft in zijn cassatieberoep de klachten aangevoerd die volgens hem tot vernietiging van het hofarrest zouden moeten leiden.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bevestigd.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerder, Comos B.V., zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en de uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op arbeidsrecht en de ontbinding van arbeidsovereenkomsten.