ECLI:NL:HR:2011:BO9575

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03615
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over overeenkomst van opdracht en douaneformaliteiten

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door drie eiseressen tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De eiseressen hadden een overeenkomst van opdracht gesloten met de verweerster, waarbij de verweerster douaneformaliteiten diende te verrichten. De Hoge Raad behandelt de vraag of de wilsvertrouwensleer van toepassing is en hoe de ICC Incoterms 1990, specifiek de conditie 'delivered duty unpaid', moet worden geïnterpreteerd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de eiseressen in hun beroep niet konden aantonen dat de verweerster tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 6.851,34. Het arrest is gewezen op 18 februari 2011 en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

18 februari 2011
Eerste Kamer
09/03615
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [Eiseres 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
advocaten: mr. G. Snijders en mr. K. Teuben,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Eiseressen tot cassatie onder 1 en 2 zullen hierna gezamenlijk ook worden aangeduid als [eiseres 1 en 2] en eiseres tot cassatie onder 3 als [eiseres 3], verweerster in cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 228679/HA ZA 01-2568 (AMS) van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2004;
b. het arrest in de zaak 106.002.381/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 2 juni 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiseres 1 en 2] en [eiseres 3] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, alsmede - voor [verweerster] - door mr. Y.A. Wehrmeijer, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Namens [eiseres 1 en 2] en [eiseres 3] heeft mr. G. Snijders voornoemd bij brief van 7 januari 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres 1 en 2] en [eiseres 3] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 4.651,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 februari 2011.