ECLI:NL:HR:2011:BP1402

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03105
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • E.J. Numann
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
  • C.E. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijkse voorwaarden en verrekenbeding in het familierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerdere beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin het hof zich had uitgesproken over huwelijkse voorwaarden en de toepassing van een verrekenbeding. De vrouw was van mening dat het beroep op het verrekenbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, zoals bedoeld in artikel 6:248, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De man, verweerder in cassatie, verzocht het beroep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten die door de vrouw in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, waarbij de vice-president J.B. Fleers als voorzitter fungeerde. De uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van huwelijkse voorwaarden en de redelijkheid en billijkheid in het familierecht, en benadrukt het belang van de procesregels omtrent het indienen van pleitnota's en de rol van de feitenrechter in het proces.

Uitspraak

4 maart 2011
Eerste Kamer
09/03105
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mr. R.L. Bakels en mr. D. Rijpma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 361983/FA RK 07-682 van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2007;
b. de beschikking in de zaak 395994/FA RK 08-2884 van de rechtbank Amsterdam van 21 mei 2008;
c. de beschikking in de zaak 200.012.005/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 12 mei 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Mr. M.E.M.G. Peletier, advocaat bij de Hoge Raad, heeft namens de vrouw bij brief van 16 februari 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, J.C. van Oven, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 maart 2011.