ECLI:NL:HR:2011:BP1402
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Huwelijkse voorwaarden en verrekenbeding in het familierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerdere beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin het hof zich had uitgesproken over huwelijkse voorwaarden en de toepassing van een verrekenbeding. De vrouw was van mening dat het beroep op het verrekenbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, zoals bedoeld in artikel 6:248, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De man, verweerder in cassatie, verzocht het beroep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten die door de vrouw in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, waarbij de vice-president J.B. Fleers als voorzitter fungeerde. De uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van huwelijkse voorwaarden en de redelijkheid en billijkheid in het familierecht, en benadrukt het belang van de procesregels omtrent het indienen van pleitnota's en de rol van de feitenrechter in het proces.