ECLI:NL:HR:2011:BP1478
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over omvang schade bij verlies verdiencapaciteit en zelfwerkzaamheid in verzekeringsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de omvang van schade in het verzekeringsrecht, specifiek met betrekking tot verlies van verdiencapaciteit en verlies van zelfwerkzaamheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. van Duijvendijk-Brand, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 november 2006. De verweerder in cassatie, AEGON SCHADEVERZEKERING N.V., werd vertegenwoordigd door mr. N.T. Dempsey en mr. D.A. van der Kooij. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de devolutieve werking van het appel en de eisen waaraan grieven moeten voldoen, in overweging genomen. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het cassatieberoep, hetgeen de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.