ECLI:NL:HR:2011:BP2449

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04762 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika

In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem, die op 22 oktober 2010 de uitlevering toelaatbaar heeft verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in 1958, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Haarlem'. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door de advocaten mr. C.L.A. de Sitter en mr. C.W. Noorduyn. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Rechtbank heeft de uitlevering toelaatbaar verklaard op basis van een uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten, waarin feiten zijn omschreven die zijn vastgelegd in een Affidavit, opgesteld door John C. Butters, Assistant District Attorney of Cobb County, Georgia. Dit document is als bijlage aan het arrest gehecht. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van de Rechtbank. Dit arrest is uitgesproken op 22 maart 2011 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

22 maart 2011
Strafkamer
nr. 10/04762 U
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 22 oktober 2010, nummer RK 10/464, op een verzoek van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering van:
[De opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Haarlem" te Haarlem.
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft de uitlevering van de opgeëiste persoon toelaatbaar verklaard ter fine van strafvervolging ter zake van - naar de Hoge Raad begrijpt - de feiten zoals omschreven in het tussen [ ] geplaatste deel van het bij het uitleveringsverzoek overgelegde Affidavit in support of request for extradition, opgemaakt door John C. Butters, Assistant District Attorney of Cobb County, Georgia, United States, welke als bijlage aan dit arrest is gehecht.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze hebben mr. C.L.A. de Sitter en mr. C.W. Noorduyn, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 maart 2011.