ECLI:NL:HR:2011:BP2449
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem, die op 22 oktober 2010 de uitlevering toelaatbaar heeft verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in 1958, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Haarlem'. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door de advocaten mr. C.L.A. de Sitter en mr. C.W. Noorduyn. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Rechtbank heeft de uitlevering toelaatbaar verklaard op basis van een uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten, waarin feiten zijn omschreven die zijn vastgelegd in een Affidavit, opgesteld door John C. Butters, Assistant District Attorney of Cobb County, Georgia. Dit document is als bijlage aan het arrest gehecht. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van de Rechtbank. Dit arrest is uitgesproken op 22 maart 2011 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.