ECLI:NL:HR:2011:BP2989
Hoge Raad
- Cassatie
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige aanslag inkomstenbelasting en invorderingsrente
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 oktober 2009, betreffende een beschikking invorderingsrente. Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke op 2 juni 2006 is verminderd. De beschikking tot vermindering is door de Ontvanger gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het geschil draait om het aanvangstijdstip voor de berekening van de invorderingsrente. Belanghebbende stelde dat dit 1 maart 2005 moest zijn, terwijl de Ontvanger betoogde dat het aanvangstijdstip 1 januari 2006 is. Het Hof oordeelde dat de invorderingsrente moet worden vergoed vanaf 1 januari 2006, omdat de belastingaanslag in meer dan één termijn invorderbaar is, ongeacht het feit dat belanghebbende de aanslag in één keer heeft betaald om gebruik te maken van de betalingskorting.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende verworpen en het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De beslissing van het Hof is daarmee bevestigd. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 14 oktober 2011 door de raadsheren in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.