ECLI:NL:HR:2011:BP3034

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02909
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van alimentatie met terugwerkende kracht in familierechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van een eerder vastgestelde alimentatiebijdrage. De verzoekster, de vrouw, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, die op 27 april 2010 was gegeven. De vrouw verzocht om toewijzing van haar verzoek tot wijziging van de alimentatie met terugwerkende kracht, waarbij zij zich baseerde op de maatstaven die eerder door de Hoge Raad zijn vastgesteld in een vergelijkbare zaak (HR 25 januari 2008, LJN BB9246, NJ 2008, 65). De man, verweerder in cassatie, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal J. Wuisman heeft in zijn conclusie ook tot verwerping van het beroep geadviseerd.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de vrouw in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beschikking van het hof heeft bevestigd en het beroep van de vrouw heeft verworpen.

De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. Deze uitspraak heeft implicaties voor de wijze waarop alimentatiezaken worden behandeld, vooral in situaties waarin een wijziging van de alimentatie met terugwerkende kracht wordt verzocht.

Uitspraak

4 februari 2011
Eerste Kamer
10/02909
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. Dongelmans.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 263252/FA RK 09-1135 van de rechtbank Utrecht van 5 augustus 2009.
b. de beschikking in de zaak 200.048.158 van het gerechtshof te Amsterdam van 27 april 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 13 december 2010 op die conclusie gereageerd.
De reactie van de advocaat van de man bij brief van 23 december 2010 is niet een reactie op de conclusie van de Advocaat-Generaal maar op de brief van de advocaat
van de vrouw, zodat de Hoge Raad daarop gelet op art. 44 lid 3 Rv. geen acht zal slaan.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 februari 2011.