ECLI:NL:HR:2011:BP3042
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de totstandkoming van een overeenkomst van geldlening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de totstandkoming van een overeenkomst van geldlening. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter in een geschil dat begon met een zaak in 2006. De eiseres betwistte de totstandkoming van de overeenkomst van geldlening, maar het hof had haar beroep verworpen. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.C. van Keulen, concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda overgenomen, die stelde dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bevestigd.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.456,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein, die ook als voorzitter fungeerde in deze zaak.