ECLI:NL:HR:2011:BP3073
Hoge Raad
- Cassatie
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige aanslag en heffingsrente in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Minister van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 april 2010, betreffende een aan belanghebbende opgelegde beschikking heffingsrente. De zaak betreft een nadere voorlopige aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2007, waarbij gelijktijdig heffingsrente in rekening werd gebracht. De belanghebbende maakte bezwaar tegen de beschikking inzake heffingsrente, maar de Inspecteur handhaafde deze beschikking. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de in rekening gebrachte heffingsrente. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Hierna stelde de Minister van Financiën beroep in cassatie in.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen en concludeert dat deze falen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest van 30 september 2011. De Hoge Raad oordeelt dat het opleggen van een nadere voorlopige aanslag tot een negatief bedrag mogelijk is en dat de keuze hiervoor aan de inspecteur is. Tevens wordt vastgesteld dat het rentenadeel dat door deze keuze ontstaat, moet worden vergoed op grond van het evenredigheidsbeginsel. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en legt een griffierecht op van € 448 aan de Staat ter zake van het door de Minister ingestelde beroep in cassatie.