ECLI:NL:HR:2011:BP3271

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04346
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbitrage en onbevoegdheid van de gewone rechter in hoger beroep tegen arbitraal vonnis

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een verzoek tot cassatie van de GROND- EN ZANDEXPLOITATIE-MAATSCHAPPIJ RIJNLAND B.V. en KONINKLIJKE WEGENBOUW STEVIN B.V. (hierna Rijnland c.s.) tegen de Gemeente Teylingen. De zaak betreft een hoger beroep tegen een arbitraal vonnis, waarbij de gewone rechter onbevoegd werd verklaard. De Hoge Raad verwijst naar eerdere stukken, waaronder het scheidsrechterlijk vonnis van de Raad van Arbitrage voor de Bouw en een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De Gemeente heeft geen verweerschrift ingediend, en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft op 1 april 2011 het beroep verworpen en Rijnland c.s. in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de Gemeente op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

1 april 2011
Eerste Kamer
10/04346
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. GROND- EN ZANDEXPLOITATIE-MAATSCHAPPIJ RIJNLAND B.V.,
gevestigd te Zoeterwoude,
2. KONINKLIJKE WEGENBOUW STEVIN B.V., nadien geheten KWS INFRA B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERZOEKSTERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE GEMEENTE TEYLINGEN,
zetelende te Voorhout, gemeente Teylingen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Rijnland c.s. en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het scheidsrechterlijk vonnis van de Raad van Arbitrage voor de Bouw met nummer 31.540 van 15 oktober 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.051.431/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 juli 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben Rijnland c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
De advocaat van Rijnland c.s. heeft op 11 februari 2011 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Rijnland c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 april 2011.