ECLI:NL:HR:2011:BP3274

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01302
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen afwijzing vordering tot verklaring voor recht inzake drugshandel en -gebruik door ter beschikking gestelde persoon

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, verblijvende te [plaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat op 20 oktober 2009 was gewezen. De zaak betrof een vordering tegen de Pompestichting, een TBS-instelling, waarin de eiser verzocht om een verklaring voor recht dat niet was gebleken van drugshandel en -gebruik door de persoon aan wie terbeschikkingstelling met dwangverpleging was opgelegd. De rechtbank Arnhem had eerder, op 19 maart 2008, in een vonnis deze vordering afgewezen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd.

De Hoge Raad heeft de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de Pompestichting zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de partijen zijn aangeduid als eiser en Pompestichting.

Uitspraak

4 maart 2011
Eerste Kamer
10/01302
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
verblijvende te [plaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
STICHTING POMPESTICHTING,
gevestigd te Nijmegen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Pompestichting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 159929/HA ZA 07-1415 van de rechtbank Arnhem van 19 maart 2008;
b. het arrest in de zaak 200.005.467 van het gerechtshof te Arnhem van 20 oktober 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Pompestichting heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Pompestichting mede door mr. I.C. Blomsma, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft op 21 januari 2011 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Pompestichting begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 maart 2011.