ECLI:NL:HR:2011:BP4952
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Verstekverlening en termijn van dagvaarden in internationaal procesrecht
In deze zaak gaat het om de vraag of verstek kan worden verleend tegen een gedaagde die in Canada woont en niet is verschenen op de zitting van de Hoge Raad. De erven van [betrokkene 1], vertegenwoordigd door [betrokkene 2], hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De dagvaarding is op 3 november 2010 aan de gedaagde betekend, maar deze is niet verschenen op de zitting van 17 december 2010. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verstekverlening. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de dagvaardingstermijn voor een partij met een woonplaats in een bij het Haags Betekeningsverdrag aangesloten staat, ten minste één week bedraagt indien de dagvaarding aan het kantoor van de advocaat wordt uitgebracht. In dit geval is de dagvaarding op de juiste wijze betekend en is de termijn van dagvaarding in acht genomen. De Hoge Raad heeft daarom het verzoek tot verstekverlening toegewezen. De beslissing is genomen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 15 april 2011.