ECLI:NL:HR:2011:BP5604

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04839
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • A. Hammerstein
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over advisering en bewijskracht van getuigenverklaringen in verbintenissenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een vordering in het verbintenissenrecht. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.J.W.F. Deen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest was eerder gewezen op 18 augustus 2009 en betrof een geschil dat zijn oorsprong vond in een vonnis van de kantonrechter van 26 juni 2006. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en de stukken van het geding in feitelijke instanties, die aan de uitspraak zijn gehecht.

De kern van de zaak betreft de waardering van getuigenverklaringen en de bewijskracht van verklaringen van partijgetuigen, zoals geregeld in artikel 164 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Advocaat-Generaal L. Strikwerda had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De klachten die door de eiser in het cassatieberoep zijn aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein, en de uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de rol van getuigen in civiele procedures.

Uitspraak

22 april 2011
Eerste Kamer
09/04839
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E.J.W.F. Deen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 541835/05-25134 van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 26 juni 2006;
b. de arresten in de zaak 105.007.604/01 (rolnummer 08/194) van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 augustus 2008 en 18 augustus 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 18 augustus 2009 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 3 maart 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 22 april 2011.