ECLI:NL:HR:2011:BP6019
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep in ontnemingszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep in een ontnemingszaak. De betrokkene had beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 april 2009, waarin een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (HR LJN AD5163) en concludeert dat de aanzegging van de rechtsgang op 11 januari 2010 rechtsgeldig is betekend. Dit is van belang omdat de betrokkene, die ten tijde van de betekening zonder bekende woon- of verblijfplaats was, niet tijdig middelen van cassatie heeft ingediend. De termijn van 60 dagen voor het indienen van middelen van cassatie, zoals genoemd in art. 437.2 Sv, was op 12 maart 2010 verstreken. De betrokkene heeft pas op 15 maart 2010 een schriftuur ingediend, waardoor hij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn beroep.
De Hoge Raad oordeelt dat het door de betrokkene opgegeven adres tijdens de terechtzitting in hoger beroep niet als feitelijke woon- of verblijfplaats kon worden aangemerkt, omdat dit adres door een later opgegeven adres is achterhaald. De aanzegging is derhalve rechtsgeldig betekend, en de betrokkene kan niet worden ontvangen in zijn cassatieberoep. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van tijdige indiening van middelen van cassatie en de noodzaak om de juiste adresgegevens te verstrekken.