ECLI:NL:HR:2011:BQ7652
Hoge Raad
- Cassatie
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake kinderbijslag en de definitie van ingezetenschap onder de AKW
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De belanghebbende, geboren in 1949 en van Marokkaanse nationaliteit, had in 2007 een aanvraag ingediend voor kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De SVB had deze aanvraag afgewezen op basis van het argument dat de belanghebbende op de relevante peildata niet verzekerd was onder de AKW, omdat hij niet meer als ingezetene van Nederland werd beschouwd. De Rechtbank te Alkmaar en de Centrale Raad van Beroep bevestigden deze afwijzing, waarop de belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Centrale Raad een onjuiste opvatting heeft gehanteerd met betrekking tot het begrip 'ingezetene' zoals gedefinieerd in de AKW. De Hoge Raad oordeelde dat de Centrale Raad ten onrechte had geconcludeerd dat de belanghebbende in 2007 niet langer in Nederland woonde. Dit oordeel was in strijd met eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin de voorwaarden voor ingezetenschap onder de AKW zijn verduidelijkt. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van de Centrale Raad vernietigd en de zaak terugverwezen naar de Centrale Raad voor een hernieuwd onderzoek.
Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de SVB de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder iemand als ingezetene kan worden aangemerkt, vooral in het licht van internationale en persoonlijke omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op kinderbijslag.