ECLI:NL:HR:2011:BQ8901
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanvang van de termijn voor klaagschrift na inbeslagneming
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem, waarbij de klaagster niet-ontvankelijk werd verklaard in haar klaagschrift op grond van artikel 552a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De klaagster had een klaagschrift ingediend na de inbeslagneming van voertuigen op 6 maart 2006, maar de rechtbank oordeelde dat zij eerder op de hoogte had moeten zijn van de inbeslagneming en dat het klaagschrift niet 'zo spoedig mogelijk' was ingediend. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank haar oordeel niet toereikend heeft gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat de termijn voor het indienen van een klaagschrift pas aanvangt nadat de klager redelijkerwijs op de hoogte is van de inbeslagneming. In dit geval is het oordeel van de rechtbank dat de klaagster eerder op de hoogte had moeten zijn, onvoldoende onderbouwd. De zaak wordt terugverwezen voor een herbeoordeling van het klaagschrift.