ECLI:NL:HR:2011:BQ9889

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01422
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en meldingsplicht bij fraude in geldtransportverzekering

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen N.V. Nationale Borg-Maatschappij en Stichting Abrona over de meldingsplicht van de verzekeringnemer in het kader van een geldtransportverzekering. De Hoge Raad heeft op 23 september 2011 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, die volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Utrecht en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak is ontstaan na een geschil over de uitvoering van de verzekering en de vraag of Nationale Borg aan haar meldingsplicht heeft voldaan. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten van Nationale Borg niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt Nationale Borg in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Abrona zijn begroot op € 1.956,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en openbaar uitgesproken door een raadsheer.

Uitspraak

23 september 2011
Eerste Kamer
10/01422
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
N.V. NATIONALE BORG-MAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.C. Visser,
t e g e n
STICHTING ABRONA,
gevestigd te Huis ter Heide, gemeente Zeist,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E.H. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Nationale Borg en Abrona.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 237790/HA ZA 07-1884 van de rechtbank Utrecht van 5 december 2007 en 25 juni 2008;
b. het arrest in de zaak 200.014.453 van het gerechtshof te Amsterdam van 29 december 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Nationale Borg beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Abrona heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Nationale Borg in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Abrona begroot op € 1.956,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 23 september 2011.