ECLI:NL:HR:2011:BR1105
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Verzuim van het Hof om te beslissen op bewijsuitsluiting van proces-verbaal van observatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1964 en wonende in Almere, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling. Het Hof had verzuimd te beslissen op een verweer dat strekte tot bewijsuitsluiting van een proces-verbaal van observatie, dat door de Sociale Recherche was opgesteld. Dit proces-verbaal was cruciaal voor de bewezenverklaring van de verdachte, die ervan beschuldigd werd opzettelijk gebruik te maken van een woning en voorzieningen, terwijl deze geheel of gedeeltelijk betaald werden van een uitkering die door een medeverdachte was verkregen uit een misdrijf.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een met redenen omklede beslissing had moeten geven op het gevoerde verweer tot bewijsuitsluiting. De verdediging had betoogd dat de observaties onrechtmatig waren, omdat deze waren uitgevoerd zonder een daaraan ten grondslag liggend bevel. De Hoge Raad concludeerde dat het verzuim van het Hof om op dit verweer te beslissen, een schending van het recht vormde. Daarom vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procesvoering en de noodzaak voor rechters om expliciet te motiveren waarom bewijs al dan niet wordt uitgesloten. Dit arrest heeft implicaties voor de rechtsbescherming van verdachten en de eisen die aan de bewijsvoering worden gesteld in strafzaken.