ECLI:NL:HR:2011:BR2222

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01092
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek voorarrest in cassatieprocedure met betrekking tot voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1967, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin verzuimd was om toepassing te geven aan artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel regelt de aftrek van de tijd die een verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht van de opgelegde gevangenisstraf. De verdachte was op 4 december 2007 in verzekering gesteld en zijn voorlopige hechtenis was op 12 december 2007 geschorst. De Advocaat-Generaal Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het Hof had verzuimd om de tijd van inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in mindering te brengen op de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft dit advies gevolgd en vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen voor het gedeelte waarin de aftrek was verzuimd. De Hoge Raad heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk. De overige middelen van cassatie zijn verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

4 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/01092
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 februari 2010, nummer 20/004228-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover daarbij is verzuimd toepassing te geven aan art. 27, eerste lid, Sr, tot het op de opgelegde gevangenisstraf in mindering brengen van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het vijfde middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd toepassing te geven aan art. 27 Sr.
2.2. De stukken van het geding houden in dat de verdachte voor de onderhavige strafzaak op 4 december 2007 in verzekering is gesteld, aansluitend in voorlopige hechtenis is genomen en dat de voorlopige hechtenis op 12 december 2007 per die datum is geschorst. Het Hof heeft evenwel verzuimd het in art. 27, eerste lid, Sr bepaalde in acht te nemen voor zover het deze inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis betreft. Het middel is derhalve terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, doen wat het Hof had behoren te doen.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarbij is verzuimd toepassing te geven aan art. 27 Sr;
beveelt dat op de opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, in mindering zal worden gebracht de tijd welke de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 4 oktober 2011.