ECLI:NL:HR:2011:BR2222
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Aftrek voorarrest in cassatieprocedure met betrekking tot voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1967, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin verzuimd was om toepassing te geven aan artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel regelt de aftrek van de tijd die een verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht van de opgelegde gevangenisstraf. De verdachte was op 4 december 2007 in verzekering gesteld en zijn voorlopige hechtenis was op 12 december 2007 geschorst. De Advocaat-Generaal Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het Hof had verzuimd om de tijd van inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in mindering te brengen op de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft dit advies gevolgd en vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen voor het gedeelte waarin de aftrek was verzuimd. De Hoge Raad heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk. De overige middelen van cassatie zijn verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.