ECLI:NL:HR:2011:BR2831
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 15 december 2009 werd gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1970 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld. De advocaat van de betrokkene, mr. D.W.H.M. Wolters, heeft middelen van cassatie voorgesteld, welke zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan in deze zaak. De beoordeling van de middelen heeft geleid tot de conclusie dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 RO, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.