ECLI:NL:HR:2011:BT6843
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake de waarde van een agrarisch bouwperceel in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure betreffende de waarde van een agrarisch bouwperceel in het kader van de inkomstenbelasting. De belanghebbende, een melkveehouder en vleesvarkenshouder, kreeg in 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, die na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. De Rechtbank te Arnhem verklaarde het beroep ongegrond, en het Gerechtshof te Arnhem bevestigde deze uitspraak. De Hoge Raad vernietigde echter de uitspraak van het Gerechtshof in een eerder arrest en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof onvoldoende had gemotiveerd waarom de waarde van de bouwkavel gelijk was aan de waarde bij de bestemming cultuurgrond, terwijl deze in werkelijkheid een hogere waarde had als bouwgrond. De Hoge Raad oordeelde dat grond met een agrarische bouwbestemming in het algemeen een hogere waarde heeft dan cultuurgrond. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor hernieuwd onderzoek naar de waarde van de bouwkavel ten tijde van de verkrijging.
De Hoge Raad gelastte ook dat de Staat de kosten van het griffierecht aan de belanghebbende vergoedt en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2011.