ECLI:NL:HR:2011:BT7070

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00828
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie met betrekking tot de inzendtermijn van stukken

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 24 november 2009 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1968 en ten tijde van de betekening zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft cassatie ingesteld via zijn advocaat, mr. R.P. Snorn. De Advocaat-Generaal, Hofstee, heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en tot vermindering daarvan, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. De Hoge Raad heeft op 22 november 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de bestreden uitspraak werd vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. Deze werd verminderd tot elf maanden en een week, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.

De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld. Het eerste en tweede middel konden niet tot cassatie leiden, en dit behoeft volgens artikel 81 RO geen nadere motivering. Het derde middel klaagde over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel gegrond was, wat leidde tot de vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden.

De slotsom van de Hoge Raad was dat er geen grond aanwezig was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, en de beslissing werd als volgt geformuleerd. Het arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en werd uitgesproken op 22 november 2011.

Uitspraak

22 november 2011
Strafkamer
Nr. 10/00828
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 24 november 2009, nummer 24/000661-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze elf maanden en een week beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 22 november 2011.