ECLI:NL:HR:2012:BT2183
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake klaagschrift op basis van art. 552a Sv
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij een klaagschrift is ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, geboren in 1940 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. M.L. Plas. De advocaat heeft een schriftuur ingediend met een middel van cassatie, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze schriftuur niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De Hoge Raad stelt dat voor een middel van cassatie een stellige en duidelijke klacht over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift vereist is. Aangezien de schriftuur niet aan deze eisen voldoet, wordt deze onbesproken gelaten.
Daarnaast heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de klager niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Dit betekent dat het voorschrift van artikel 447, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht is genomen. Hierdoor kan de klager niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad verklaart de klager dan ook niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 24 januari 2012.