ECLI:NL:HR:2012:BU8726
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke jeugddetentie en de behandeling daarvan in het openbaar
In deze zaak gaat het om een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie. De Hoge Raad heeft op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1990, had de vordering ingesteld via zijn advocaat, mr. G.J.P.M. Mooren. De Advocaat-Generaal Knigge concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de vordering tot tenuitvoerlegging in strijd met artikel 495b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in het openbaar heeft behandeld. Dit gebeurde zonder dat de voorzitter de last had gegeven voor een openbare behandeling, zoals vereist door de wet. Echter, omdat de verdachte op het moment van de behandeling 18 jaar oud was en er geen schending van zijn persoonlijke levenssfeer of verdedigingsbelang was aangetoond, leidde dit verzuim niet tot cassatie.
De Hoge Raad merkte op dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat resulteerde in een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van drie maanden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van jeugdigen, maar erkent ook dat deze bescherming niet altijd tot cassatie hoeft te leiden als de verdachte inmiddels meerderjarig is.